Advocaat Meindert Stelling stuurt aan op vertrek deken Bas Martens
Alphen aan den Rijn, 19 mei 2014 – Advocaat Meindert Stelling schrijft vandaag in een brief aan de raad van toezicht van de Haagse orde van advocaten, dat de voorzitter van die raad, deken Bas Martens, er goed aan zou doen om zijn functie neer te leggen. Stelling heeft aangifte wegens laster tegen de deken gedaan, omdat deze publiekelijk heeft uitgedragen dat Stelling zich structureel zou misdragen in de rechtszaal. Hij zou vloeken en schelden en bovendien rechters beledigen. Stelling ontkent dit en wijst er op dat tegen hem nog nooit een klacht is ingediend wegens dergelijke gedragingen. Ook is hij nooit veroordeeld wegens belediging of een soortgelijk misdrijf.
Stelling schrijft aan de raad van toezicht dat de deken door zijn lasterlijke beweringen ten aanzien van hem, heeft getoond niet te beschikken over de vereiste kwaliteiten om deken te kunnen zijn. Maar dat is er niet alleen. Stelling wijst er in zijn brief ook op dat de deken in de procedures die tegen Stelling zijn aangespannen, allerlei beweringen doet over zijn handelwijze die volkomen ongefundeerd zijn. Dit omdat de deken niet eens weet waarover hij oordeelt, aangezien hij de verschillende dossiers niet eens kent. Bovenal verwijt Stelling de deken een gewetenloze en slaafse navolging van de Hoge Raad, door geen kritiek te dulden op de uitspraak van de Hoge Raad dat de nucleaire vernietiging van een stad niet altijd onrechtmatig zou zijn. Een uitspraak die lijnrecht ingaat tegen het absoluut geldende verbod om de burgerbevolking tot doelwit van een militaire aanval te maken. Een verbod waarop iedere uitzondering dus is uitgesloten.
In zijn brief zegt Stelling over zijn aangifte tegen de deken wegens laster:
Het wil mij voorkomen dat de heer Martens door zijn handelwijze heeft getoond niet over de kwaliteiten te beschikken die vereist zijn om als deken te kunnen fungeren. Een advocaat die door lasterlijke beweringen de goede naam van een andere advocaat willens en wetens aantast, vertoont immers een gedrag dat sterk appelleert aan het meest negatieve beeld dat binnen de maatschappij bestaat omtrent “de advocaat”. Dat wil zeggen, dat van een onbetrouwbaar sujet dat er niet voor terugdeinst om door list en bedrog, en tegen het in rekening brengen van hoge uurtarieven, te trachten het gewenste resultaat te bewerkstelligen. Door als deken, dat wil zeggen als boegbeeld van de plaatselijke orde van advocaten, een handelwijze te vertonen die dat beeld van onbetrouwbaarheid bevestigt, schaadt hij in ernstige mate het vertrouwen dat de maatschappij in de advocatuur kan stellen en schaadt hij derhalve de belangen van de advocatuur.
En na een uiteenzetting te hebben gegeven omtrent de handelwijze van de deken in de procedures die deze tegen Stelling heeft aangespannen voor de raad van discipline, concludeert hij:
Ik meen met het voorgaande te hebben aangetoond dat de heer Martens geen blijk geeft van morele, intellectuele en juridische integriteit. Integendeel, hij heeft zich gemanifesteerd als een representant van de meest verwerpelijk soort advocaten, van de advocaten die de waarheid manipuleren en die de rechter voorliegen. Om die reden meen ik dat de raad van toezicht er goed aan zou doen om aan de heer Martens kenbaar te maken dat hij er beter aan doet om zijn functie van deken ter beschikking te stellen.